Communistische Partij van Venezuela moet om legaal bestaan vechten

André Scheer

De Communistische Partij van Venezuela (PCV) wordt voor de vierde keer in haar bestaan bedreigd met illegaliteit. Deze keer wordt de marxistisch-leninistische partij echter niet door een militaire dictatuur bedreigd, zoals in de jaren '30, maar door het 'Bolivariaanse' staatsapparaat, wiens plannen ertoe kunnen leiden dat de PCV officieel moet worden opgeheven en niet meer aan verkiezingen zou kunnen deelnemen.

Dit scenario zou deze zomer realiteit kunnen worden. De Nationale Kiesraad (CNE) heeft uitgevaardigd dat alle partijen die bij de laatste verkiezingen minder dan een procent van de stemmen behaald hebben hun registratie moeten updaten. Daarbij verlangt de hoogste kiesbeambte dat de betreffende partij minstens 0,5 procent van alle kiesgerechtigden als lid kan aanwijzen, wat ongeveer 90.000 mensen telt. Anders wordt de organisatie van de lijst van politieke partijen geschrapt en bestaat daarmee niet meer voor de Venezolaanse staat.

De PCV heeft in oktober al aangekondigd dat ze weigert mee te werken aan dit proces en heeft sindsdien deze houding de afgelopen weken meerdere keren bekrachtigd. Daarom heeft de partij een klacht ingediend bij het hoogste gerechtshof en verlangt zij dat de wet uit 1965, waarop de CNE zich beroept, ongrondwettig verklaard wordt. Andere linkse partijen zoals de REDES van Juan Barreto, de voormalige burgemeester van Caracas, hebben zich aangesloten bij het bezwaar van de communisten.

De PCV is bekend in de linkse- en arbeidersbeweging van Venezuela en kan genoeg aanhangers mobiliseren om het benodigde aantal te halen. De CNE verlangt echter toch dat de leden van de PCV - en alle andere getroffen partijen - zich naar verzamelpunten begeven, die in het hele land ingericht worden. Daar moeten zij zich melden en verklaren dat zij lid zijn van de partij. Deze data worden verzameld en opgeslagen. Goed beschermd is de informatie bij de overheid echter niet.

De CNE heeft al aangekondigd op zijn site een tool in te richten waar iedereen het nummer van een persoonsbewijs kan invoeren om zo vast te kunnen stellen wie de persoon van het betreffende nummer is en of hij\zij zich bij een partij aangesloten heeft. De CNE verdedigt dit met het argument dat hiermee identiteitsdiefstal tegengegaan wordt. Iedereen zou moeten kunnen controleren of er onder zijn of haar naam een inschrijving gedaan is. Daadwerkelijk betekent dat echter dat bijvoorbeeld ondernemers er zo ook achter kunnen komen bij welke partij hun werknemers aangesloten zijn. Nu al beklaagt de PCV zich erover dat verschillende van haar leden uit belangrijke posities ontslagen zijn, met als laatste voorbeeld Lídice Navas die ontslagen is bij de vrouwenbank van de regering 'Banco de la Mujer'.

De rechtse oppositie beklaagt zich voornamelijk over procedurehindernissen. Zo zou de tijd te kort afgemeten zijn. Iedere partij krijgt namelijk slechts een weekend ter beschikking waarin haar aanhangers zich kunnen registreren, en dan wel alleen bij de daarvoor door de CNE aangewezen verzamelpunten. Het aantal van die verzamelpunten is niet groot, zodat zich in de afgelopen tijd al lange rijen van wachtenden vormden. De oppositie verwijt de regering dat zij de ontbinding van een groot aantal oppositiepartijen nastreeft.

De kritiek van de PCV is fundamenteler. Niemand kan lid van de communistische partij worden door een verklaring aan een staatsinstelling te geven; volgens de statuten van de PCV moet het lidmaatschap bij de verantwoordelijke afdeling voorgedragen worden, waarna over de toetreding beslist wordt. Daarnaast weigert de PCV de namen van haar leden aan de staat openbaar te maken. Carlos Aquino, lid van het Politbureau, verkondigde enkele dagen geleden bij een persconferentie in Caracas dat de partij zelf niet één keer een centraal overzicht van alle kameraden gemaakt heeft uit veiligheidsoverwegingen. De ledenadministratie is de taak van de regionale afdelingen. Daarom zullen zij zo'n centrale lijst ook niet aan de CNE beschikbaar stellen.

De communisten spreken uit ervaring. In de jaren '60 werd de PCV ook al in de illegaliteit gedrongen, terwijl Venezuela toen formeel een democratie was. Wie bekend stond als lid van de partij, werd bedreigd met vervolging, gevangenisstraffen, marteling en moord. De namen van hun omgebrachte kameraden - zoals Livia Gouverneur of Alberto Lovera - worden tot de dag van vandaag door de PCV in ere gehouden.

Natuurlijk is nu een dergelijke bedreiging door hun huidige bondgenoten in de regerende Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) niet reëel. Maar wat gebeurt er als de rechtse oppositie via een legale of illegale weg aan de macht komt? Of wat gebeurt er als personen zich als PCV-lid aanmelden en via het indienen van een bezwaar bij de rechter zich tegen de partijtop keren?

Het wordt de hoogste tijd dat de revolutionaire partijen van Venezuela weer samen aan tafel gaan, de ingeslapen 'Patriottische Pool' weer tot leven wekken en een gezamenlijke strategie bepalen. De PSUV en het kabinet van premier Nicolás Maduro lijken daar echter geen interesse in te hebben. "De regering luistert slechts naar dié stemmen, die zeggen wat ze wil horen," bekritiseerde Carlos Aquino de regering op 20 maart. Ze moet eindelijk de oren openen en luisteren naar kritiek.

Vertaling uit het Duits Berend Titulaer.