Korte geschiedenis van de G20

Wat de machthebbers sinds 40 jaar op hun wereldeconomische topconferenties afspreken

i-009-022.jpg
De Amerikaanse president Trump bezocht op 24 mei jl. het NAVO-hoofdkwartier in Brussel. (Foto: ZLV)

Lucas Zeise

Begin juli vindt de eerste vergadering van de G20 in Duitsland plaats, in Hamburg. Nadat de burgers van deze stad zich eerder met succes verzet hebben tegen de komst van de Olympische Zomerspelen, is er voor de democratische krachten nu alle reden om tegen deze grote manifestatie van de machthebbers de straat op te gaan.

Wat rondom zo'n conferentie op straat gebeurt, is meestal interessanter dan de bijeenkomst zelf. Dat zou in Hamburg anders kunnen zijn. Een zekere spanning rond de vraag hoe de presidenten en regeringsleiders met elkaar omgaan, hebben we te danken aan Donald Trump. Zijn programma 'America first' richt zich logischerwijs allereerst tegen de bondgenoten van de VS en daarna tegen de overige deelnemers aan de topconferentie van, zoals dat zo mooi heet, de grootste industrielanden van de wereld. Trumps bezwaren zijn van economische aard. De G20-top is een economische topconferentie. Trump keert zich tegen de vrijhandel voor zover die Amerikaanse ondernemingen schaadt. Vrijhandel en globalisering hadden tot nu toe altijd de volledige instemming van de G20-leiders. Afwachten hoe dit afloopt.

Wat is het karakter van zo'n G20-top en waarom wordt hij door de regeringen van de machtigste landen van de aarde regelmatig georganiseerd? Deze topconferenties van regeringsleiders zijn er niet alleen voor de propaganda en de zelfbewieroking. Daarvoor zijn ze er ook, maar voor alles maken ze het de machthebbers mogelijk om de kritieke ontwikkeling van het wereldkapitalisme een beetje te reguleren. Om door middel van afspraken en resoluties de onvermijdelijke concurrentie tussen de imperialistische machten in te dammen. Dat wat we 'staatsmonopolistisch kapitalisme' zijn gaan noemen - de nauwe samenhang tussen staatsapparaat en monopoliekapitaal, en het economisch ingrijpen van de staat ten gunste van de monopolies - moet ook internationaal ingang vinden.

Naast de Groep van 7 ontstaat de Groep van 20

Deze vorm van topconferenties met een overwegend economisch-politieke agenda ontstond tijdens de grote wereldeconomische crisis van de jaren 1970. Toen liep de welvaartsfase van direct na de oorlog ten einde. De methode die tot dan was gebruikt voor de internationale financiële en economische regulering liep stuk. Het akkoord van Bretton Woods, de plaats aan de Amerikaanse oostkust waar het in juli 1944 door de grote industrielanden onder leiding van de VS was ondertekend, werd buiten werking gesteld. Het meest opvallende aspect van dat akkoord was de vaste koppeling tussen de wisselkoers van de dollar en de waarde van het goud. Het voordeel was dat financiële speculatie werd ingedamd. Een nadeel, dat de VS met hun economische politiek die van de gehele kapitalistische wereld domineerden.

In 1973 zegde de Amerikaanse regering van Richard Nixon dit systeem van vaste wisselkoersen op. De dollar kelderde dramatisch. De economische crisis werd nog versterkt door de wild schommelende prijzen van de andere valuta's. Ook de munten van de Europese landen bewogen heftig ten opzichte van elkaar. De relatief kleine Europese landen werden door de fluctuerende dollar, via welke de deviezenhandel werd afgewikkeld, harder getroffen dan de VS zelf. Nixons minister van Financiën John Connally zei tegen de Europeanen daarover: "De dollar is onze munt, maar jullie probleem."

In deze situatie werd het initiatief genomen tot een economische coördinatie tussen de imperialistische landen. En wel door de Duitse bondskanselier Helmut Schmidt en de Franse president Valery Giscard d'Estaing. Deze laatste was gastheer van de eerste G-bijeenkomst in november 1975 op slot Rambouillet vlakbij Parijs. Deelnemers waren verder de minister-presidenten van Japan, Groot-Brittannië en Italië, alsook de Amerikaanse president Gerald Ford. Een jaar later vond de volgende 'wereldeconomische top' in de VS plaats. Op verzoek van Ford werd ook de Canadese minister-president uitgenodigd. Sindsdien heten de jaarlijkse bijeenkomsten G7-top. Veel hebben die echter nooit opgeleverd.

Dat naast de G7 de G20 werd opgericht, is een gevolg van de huidige wereldeconomische crisis. Deze werd in 1997/98 voorafgegaan door de zogenoemde Azië-crisis. Dat was een crisis van de Oost-Aziatische tijgers Zuid-Korea, Taiwan, Maleisië, Hong Kong, Singapore en Indonesië. Het was ook een klassieke financiële crisis. En zoals dat bij speculatieve zeepbellen gebruikelijk is, spatte die in de zomer van 1997 uit elkaar. Alles wat voordien omhoog was gegaan, viel nu steil naar beneden. Inclusief de valuta's van deze landen. Dat zou hen, zoals ook gebruikelijk, na een paar jaar weer concurrerend maken. Maar alleen als de Volksrepubliek China haar munt niet eveneens zou devalueren. Een delegatie van het Amerikaanse ministerie van Financiën en het Internationaal Monetair Fonds reisde naar Peking om de regeringsleiders daar te vragen de Chinese munt niet af te waarderen. Deze stemden daarin toe. In 1999 besloot de G7 tot de oprichting van een G20 op het niveau van de ministers van Financiën. Er was echter nog de grote financiële en economische crisis van 2007/08 voor nodig eer China en de andere opkomende economieën definitief tot de kring der groten werden toegelaten.

De rol van het IMF

Waarom nemen de G7 en de G20 eigenlijk de reguleringsbesluiten en gebeurt dat niet gewoon via het IMF? Per slot van rekening is in 1944 in Bretton Woods tot dit fonds besloten als onderdeel van de wereldeconomische orde voor na de oorlog en wel precies voor dit doel: het oplossen van valutacrises. Wanneer op internationaal niveau grote onevenwichtigheden, betalingsbalans- of financieringsproblemen optreden, zou een gemeenschappelijke bank, een door de landen gezamenlijk gevormd fonds, deze crisis bezweren.

In Bretton Woods is het IMF inderdaad ontworpen als coördinatieorgaan van de belangrijke industrielanden. Het probleem is echter dat het IMF dat niet alleen aan kan. Het kan zich niet politiek uitspreken, het wordt als een bank gerund. Daarom vindt elk half jaar een bijeenkomst plaats waar de ministers van Financiën en de centrale-bankdirecteuren van de landen de noodzakelijke formele besluiten nemen. Het IMF wordt ondubbelzinnig door de VS gedomineerd. Die hebben verreweg het grootste aandeel, voldoende voor een veto.

De G7 en de G20 werden dus in het leven geroepen, omdat het IMF een instituut is dat besluiten neemt over geld. Er was echter behoefte aan een coördinatieorgaan dat politiek-economische consensus mogelijk maakt zonder de beslissingsbevoegdheid van de deelnemende regeringen aan te tasten.

Hoogst zelden besluiten

In 2000 gingen in Europa en de VS de aandelenmarkten volledig onderuit. Dat had het karakter van een grote financiële crisis met heftige gevolgen voor de reële economie. Het was vooral de Amerikaanse centrale bank die met een extreem soepele geldpolitiek de kredietverruiming op de onroerendgoedmarkt en bij de banken enorm heeft opgerekt en de conjuncturele neergang in de volgende opleving liet overlopen. In 2007 spatte de grote kredietbel uiteen. Er kwam een einde aan de ruim 30 jaar durende wereldwijde expansie van de financiële sector. Ze had geleid tot een groot aantal onevenwichtigheden tussen de landen en een tot dan toe ongekende omvang van kredietrelaties, dat wil zeggen financiële tegoeden en schulden. In 2007/08 liep vooral dat ten einde, en dat betekende een wereldwijde bankencrisis. In september 2008 ging de New Yorkse investeringsbank Lehman Brothers als gevolg van een besluit van de Amerikaanse regering failliet. Het gevaar bestond dat met de banken de financiële en betalingsverkeerssystemen zouden instorten.

Met het kapitalistisch financieel systeem in hoogste nood vond in de herfst van 2008 de eerste G20-conferentie op het niveau van de regeringsleiders plaats. Eerder waren er in het kader van de G20 alleen bijeenkomsten geweest op het niveau van de ministers van Financiën. De regeringen van de van oudsher kapitalistische landen bevonden zich in een op paniek lijkende toestand. Zij zelf wilden met de leiders van China, India, Brazilië en zelfs Rusland - de BRIC-landen - om de tafel om tot een gemeenschappelijk besluit te komen.

De eerste twee topconferenties op het niveau van de regeringsleiders direct na de shock van de financiële crisis - in november 2008 in Washington en in april 2009 in Londen - waren de enige waarop inhoudelijke resoluties opgesteld werden. In het slotdocument van 2009 werd opgesomd welke keynesiaanse politiek er werd gevoerd. Economische stimuleringsprogramma's voor de enorme som van tenminste 1,1 biljoen dollar werden gepresenteerd. Dat werd uitdrukkelijk en door iedereen verwelkomd.

Stel je voor: de neoliberalen komen in deze situatie tot het besluit om keynesiaanse politiek te bedrijven. En met succes: na de diepe recessie herstelt de wereldeconomie zich in 2009/10 weer snel. In het document van de G20 van 2009 staat ook dat in de toekomst de financiële sector streng gereguleerd moet worden. Zoals we weten, is daar niets van terechtgekomen. Bovendien beloven de G20 dan plechtig dat ze geen devaluatiewedloop willen beginnen, zoals tijdens de grote wereldeconomische crisis van begin jaren 1930.

Daarna hebben de documenten geen enkel belang meer. Ze lijken allemaal erg op elkaar en luiden meestal: "Wij zijn licht teleurgesteld over de groei, die is natuurlijk nog niet voldoende. We doen er echter alles aan om deze groei weer te versnellen en daartoe zullen we het concurrentievermogen van onze landen heel sterk verhogen." Zo kletsen ze er dan wat op los, het is elke keer weer dezelfde onzin. Op de laatste G20-ontmoeting in Hangzhou in China in september 2016 zei mevrouw Merkel: "Met het oog op de beperkte groei van de wereldeconomie moeten we kijken hoe gemeenschappelijk te handelen."

Op een andere manier dan bij het IMF wordt ook de vergaderreeks van de G20 door de VS gedomineerd. Dat was zo tijdens de Koude Oorlog, en dat is ook zo gebleven. De uitbreiding van de kleine kring van de G7 met de grotere opkomende economieën moet gezien worden als een noodzakelijke poging om deze te betrekken bij de neoliberaal georiënteerde regulering van het wereldkapitalisme. Tot nu toe is dat heel goed gelukt, ook omdat de regeringen van deze landen de agenda een beetje willen meebepalen. Slechts bij hoge uitzondering hebben de wereldeconomische topconferenties meer geproduceerd dan gebakken lucht. Toch is het de moeite waard om te proberen ze te verhinderen. Tenslotte wordt de show opgevoerd om het publiek wijs te maken dat het woeste kapitalisme en zijn monopolies aan banden worden gelegd. In werkelijkheid is het de bedoeling om de heerschappij van de monopolies te versterken.

Bron: Marxistische Blätter 2-17, pag. 24-28.
Vertaling en bewerking: Louis Wilms.