Burgerschap en sociale klasse

Ron Verhoef

Uit een recent internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse scholieren weinig interesse hebben in politiek en dat ze gelijke rechten en democratie niet zo belangrijk vinden. De onderzoekers van de UvA maken zich hier grote zorgen over. Dit zou slecht zijn voor de samenhang in de samenleving. Nederland scoort in dit onderzoek ook heel slecht en bungelt ver onderaan. Reden voor de onderzoekers om met een aantal aanbevelingen te komen voor het burgerschapsonderwijs.

De kranten focusten ook op dit burgerschapsonderwijs. Daar zou meer aandacht voor moeten komen en de overheid moet scholen hierin steunen. Door deze focus wordt de aandacht wel weggehouden van waar het werkelijk om draait. Is het burgerschapsonderwijs wel de oorzaak? Dat is een legitieme vraag omdat Vlaanderen juist heel hoog scoort en er daar nog geen apart burgerschapsonderwijs wordt gegeven, althans tot dit schooljaar, want de Vlaamse regering heeft net besloten burgerschap in te voeren. Al gaat het toekomstige Vlaamse burgerschap verder dan het Nederlandse omdat er ook bijvoorbeeld EHBO zal worden gegeven. Uit de PISA-resultaten blijkt telkens dat Vlaanderen en Nederland goed vergeleken kunnen worden.

Hoewel het rapport continue Vlaanderen met Nederland vergelijkt, blijkt dat niet uit de krantenartikelen. Die vergelijken ons graag met Noorwegen, Finland en Denemarken waar het burgerschapsonderwijs veel beter en actiever is. Dat deze Scandinavische landen ook op veel andere vlakken van ons verschillen blijft dan onbesproken. Een vergelijking met Vlaanderen gaan de kranten en ongetwijfeld ook het kabinet liever niet aan, om eerder genoemde reden.

Toch geeft het onderzoek zelf wel degelijk een inkijk in de andere oorzaken, al worden ze verder niet benoemd of uitgewerkt. Zo werden ook de sociaaleconomische achtergronden meegenomen in het onderzoek, die een rol spelen, zoals de tabellen in het 199 pagina's tellende rapport aantonen. Zo hebben kinderen uit arme gezinnen minder interesse in politiek en ook minder geloof in de democratie, terwijl het omgekeerde geldt voor de kinderen uit gezinnen met meer inkomen. Logisch ook: Wie elke maand veel moeite moet doen om rond te komen heeft echt geen energie en tijd meer om zich druk te gaan maken over wie hem/haar de volgende dag zal uitbuiten. Brecht zei het al: Erst das Fressen, dann die Moral (zie ook pyramide van Maslow, nvdr).

Over de werking van de democratie in de onderzochte landen zwijgt het rapport. Toch zou dat een interessante vraag zijn. In Nederland hebben we de politiek steeds verder van de mensen afgezet door gemeentes te vergroten (zoals onder meer Lemsterland en de nieuwe gemeente Friese Meren), dus het aantal gemeenteraadsleden te verminderen en publieke diensten te privatiseren. Bovendien is nog maar 2 procent van de Nederlanders lid van een politieke partij (dit cijfer klopt ongetwijfeld niet helemaal omdat niet van alle politieke partijen bekend is hoeveel leden ze hebben en er bovendien dubbele lidmaatschappen bestaan, (zo is Joris Voorhoeve zowel lid van D66 als van de VVD). In Scandinavië is dat anders, daar bestaan nog grote partijen en enorme politieke jongerenbewegingen (ook in Vlaanderen spelen jeugdbewegingen nog een veel grotere rol dan hier).

Bovendien zijn ons parlement, de gemeenteraden en de provinciale staten eliteclubs. Hoewel de minderheid van de bevolking hoger opgeleid is, zijn onze volksvertegenwoordigers bijna uitsluitend hoger opgeleid. Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd, evenals minderheden en mensen van het platteland. De meeste parlementsleden hebben nog nooit iemand gezien die een laag inkomen heeft en hebben er geen benul van hoe het leven is voor de fabrieksarbeider of de stratenmaker. Ze beslissen echter wel over hen.

Al deze factoren wegen ongetwijfeld mee, maar komen niet terug in het onderzoek. Daarmee is het een matig onderzoek want niet alle factoren die van belang zijn zijn meegewogen en de invloed van het onderwijs wordt dan weer zwaar overschat.

Ook over de vraagstelling kun je je twijfels hebben. Zo wordt regelmatig gevraagd wat de meest reële optie is bij een bepaald dilemma. Alleen opties die in het politieke midden liggen worden goedgekeurd. Dat is geen wonder want de aanbevelingen laten er geen twijfel over bestaan wat het doel is: zorg dat de leerlingen weer netjes op het midden gaan stemmen en praat ze ideeën van linkse en rechtse populisten (welke dat dan ook mogen zijn) uit het hoofd. Uit de vraagstelling blijkt echter dat in ieder geval de SP en GroenLinks onder linkse populisten vallen. Als een Chinese onderzoeksgroep dergelijke conclusies had getrokken hadden we gesproken van pogingen tot hersenspoeling. Bij ons noemen we het aanbevelingen die de democratie (bedoeld wordt de burgerlijke democratie) moeten redden. Dwingende maatregelen dat wel, maar geen hersenspoeling, daar doen we 'immers' niet aan in het Westen.

Voor het kabinet komt het rapport als geroepen. Het voorstel om het Wilhelmus op te waarderen, de vlag te hijsen en schoolklassen de Tweede Kamer te laten bezoeken passen naadloos in het advies. Het lijkt wel een rapport op maat geschreven van dit kabinet. Dat is voor het onderzoek overigens niet zo want dat wordt elke drie jaar gehouden, maar de aanbevelingen konden door Rutte zelf zijn geschreven.