FNV moet klassenbelangen dienen en niet vervallen in valse tegenstellingen en waan van de dag

i-001-003.jpg
Start Offensief FNV in Utrecht op 13 januari 2018, overzicht zaal, (foto: FNV)
i-003-008.jpg i-003-007.jpg
Verschillende actiemomenten van FNV. (Foto's: FNV).
i-003-009.jpg i-003-006.jpg

Wil van der Klift

Weer traden grote spanningen binnen de leiding van de FNV naar buiten. Vicevoorzitter Mariëtte Patijn legde per direct haar functie neer wegens 'onvoldoende eensgezindheid en daadkracht' binnen het bestuur. Er zou sprake zijn van twee of meer kampen. Bekende tegenstellingen in een nieuw jasje.

Nu bestaan dit soort tegenstellingen altijd. Ze horen bij een maatschappelijke organisatie. Ze zullen in de huidige vorm blijven bestaan zolang de vakbeweging binnen een kapitalistische maatschappij moet opereren. En in andere vormen ook daarna! Volgens het Financieele Dagblad bestaat er een stroming binnen de FNV die minder centralistisch beleid wil en minder waarde hecht aan Haags overleg waar veel verslechteringen worden gelegitimeerd. Die stroming vindt dat de FNV meer 'van onderop' de lijnen moet uitzetten en radicaal moet kiezen voor strijd op de werkvloer. Als dat een gezamenlijk optreden in de weg staat valt hierop veel af te dingen. Strijden, onderhandelen en politieke besluitvorming horen hand in hand te gaan.

De huidige tegenstellingen waren na de recente fusie te verwachten. Meer centralisatie vraagt immers ook om een steviger decentraal antwoord. Communisten proberen al sinds het ontstaan van hun partijen een goede (dialectische) mix te vinden tussen centraal en decentraal. Zij ontwikkelden daarom het democratisch-centralistische organisatiemodel. Een organisatiemodel overigens dat steeds vraagt om actualisering binnen de maatschappelijke verhouding die voortdurend verandert en op dit moment in de geschiedenis de positie van de arbeidersklasse fors onder druk zet.

Een model dus dat nooit af is en steeds vraagt om bijstelling, al naargelang de decentrale en centrale krachtsverhoudingen zich wijzigen. Besturen is daarom ook steeds zoeken naar nieuwe verhoudingen binnen de veranderende opvattingen over de relaties 'top-down en bottum up'. Maar dit soort kwesties mogen eigenlijk nooit tot fundamentele breuken leiden. Want alleen samen sta je sterk. Mits je de krachten weet te bundelen en versnippering weet te voorkomen. Een slagvaardige organisatie heeft een sterke algemene leiding nodig en sterke 'poten om op te staan'. Daarbij hoort machtsvorming op álle niveaus thuis, waarbij de successen en aanwezige vakbondsmacht van de sterkste niveaus elkaar moeten versterken.

In de huidige praktijk valt dat niet mee. Rechts heeft politiek de meerderheid en staat klaar om verdere verslechteringen door te voeren. De arbeidersklasse moet bovendien een weg vooruit zien te vinden te midden van medialeugens, gebrek aan perspectief en onvoldoende succesverhalen. Houden wat je hebt is gebruikelijker dan knokken voor verbetering, zelfs nu er van de daken wordt geschreeuwd dat het in ons land economisch beter gaat. De macht van de vakbeweging is aanzienlijk afgenomen, niet alleen de organisatiegraad maar ook het zelfvertrouwen en zicht op een succesvol toekomstperspectief. Twijfel, ongeloof en opportunisme zijn eerder gewoonte dan uitzondering. Het voelt voor veel mensen vaak als vechten tegen de bierkaai, waarbij ook onderling het geloof in de mogelijkheden van de strijd en de onderlinge solidariteit aanzienlijk is afgenomen. In deze niet-revolutionaire situatie is er snel sprake van persoonlijke, onderlinge strijd om bijzaken. Het inzicht in de noodzaak van gemeenschappelijke strijd is vaak ver te zoeken.

De noodzakelijke en terechte inzet op gezamenlijkheid, solidariteit en machtsvorming lag aan de basis van de recente fusie. Maar die fusie heeft (voorlopig) ook geleid tot een log lichaam waar mensen aanzienlijk minder dan voorheen met elkaar (kunnen) overleggen. Thuiswerken en toegenomen schaalgrootte staan samenwerking en solidariteit erg in de weg. Binnen de grotere schaalgrootte ontstaat in reactie daarop juist fragmentatie en veel meer kleinere teams. Door de grootte kunnen mensen daarom makkelijker wegvluchten in hun eigen individuele taken en persoonlijke (goedbedoelde) activiteiten.

De eenheid is overigens voorlopig ook daadwerkelijk niet zo makkelijk gestalte te geven. Onder de huidige maatschappelijke omstandigheden gaat de eigen 'toko' al gauw voor en komen pogingen om bredere 'ideologische' doelen te stellen en te organiseren niet van de grond. Bovendien gaat de waan van de dag steeds vaker en sneller overheersen, ten koste van strijdbare langetermijndoelen. Als vakbondsstrijd dan ook nog eens verwordt tot het uitvechten van persoonlijke vetes is het natuurlijk helemaal snel gedaan met de club. De reactie onder leraren op de stroperige en afstandelijke aanpak van de AOb is een belangrijk signaal voor wat er kan gaan gebeuren als top en basis elkaar niet goed verstaan. Mede uiteraard door de afgenomen organisatiegraad in die (en veel andere) sectoren. Maar vooral ingegeven door de illusies over het behalen van snelle en blijvende successen via sociale media. Dit soort hoop op succes met behulp van luchtballonnen leeft onder grote delen van de arbeidersklasse. Het inzicht in de noodzaak van krachtige organisaties die niet ten onder gaan bij de eerste storm is niet groot. Daaraan moet zeker worden gewerkt. Het inzicht in de noodzaak van de krachtige gezamenlijke vuist ontbreekt te vaak.

Kortetermijndoelen nemen de overhand. De strijd in de gezondheidszorg, in het openbaar vervoer en het onderwijs en in andere sectoren wordt steeds minder verbonden met langetermijndoelen zoals stoppen van privatisering, marktwerking en andere neoliberale uitwassen. Als alleen loon en plaspauze overblijven is het snel gedaan met de vakbeweging. Als alleen de arbeidsvoorwaarden tellen van de oudere werknemers die al uitkijken naar hun pensioen en er geen ruimte is voor solidaire oplossingen wordt het onmogelijk om de vakbeweging met de tijd te laten meegaan. Als alleen de directe (eigen)belangen spelen en er geen oog is voor de toekomst met digitalisering, robotisering en automatisering en noodzaak van een sterke eengemaakte vakbeweging komt de komende arbeidersklasse er erg bekaaid af.

Uiteraard moet landelijk beleid het sectorale beleid niet in de weg staan en ook niet andersom. Het optreden in de SER en ander publiek optreden moeten geloof in eigen kracht en strijdbaarheid uitstralen. Landelijk beleid moet stoelen op de sterkste sectoren en waar mogelijk op samenhangende actiedoelen. Als het landelijk beleid niet steunt op de inzichten van de sterkste sectoren en niet gezamenlijk is vormgegeven, kan er alleen maar nodeloze ruis en onderlinge strijd ontstaan. Dan gaan de egootjes de overhand krijgen, want dan gaat ieder gewoon zijn eigen gangetje en kiest ieder de gemakkelijkste dicht bij huis oplossing.

Wat is het gezamenlijke beleid op het punt van pensioenen en AOW, wat ten aanzien van flex en vast werk? Op welke trommel gaan we gezamenlijk slaan? Wat zijn de speerpunten, wat is het draaiboek? Waar worden de leden op gemobiliseerd en waarop (voorlopig) nog niet? Daarbij gaat het landelijk vooral om het stellen van langetermijndoelen, zoals het bestrijden van neoliberale uitwassen (voortgaande privatisering/marktwerking, flexibilisering en afbraak van democratische en vakbondsrechten; en nog beter de noodzaak aantonen en bevechten van andere maatschappelijke verhoudingen. De sterkste sectoren zijn heus wel in staat de samenhang van korte- en lange-termijndoelen vast te stellen. Ze zijn veel beter dan landelijk in staat om - vanuit hun sectoren - de juiste en winbare prioriteiten te stellen. Achter begrippen als 'onvoldoende eensgezind en daadkracht' staan altijd concrete praktijken. Die moeten zorgvuldig worden geanalyseerd en de basis van het beleid vormen.

Zonder politieke 'afspraken' aan het eind van elk proces zal het niet gaan. Maar de politieke onderhandelingen zullen tot niets leiden als de beweging niet sterk is en de eisen aan tafel daarmee mager moeten blijven. Kun je met de vuist op tafel slaan of kijk je bedeesd terug naar een zwakke achterban? Zorg dus dat je sterk staat om politiek en werkgevers onder druk te zetten door acties in bedrijven en instellingen. Het gaat om macht en kracht op de werkvloer. Als je daar sterk genoeg bent hoef je weinig bij de politiek om steun te vragen. Maar met de huidige organisatiegraad van de vakbeweging zal dat lang niet altijd lukken. Maar er is geen werkelijke principiële tegenstelling tussen werkvloer en centrale leiding.

Alleen de krachtsverhoudingen bepalen de speelruimte en de onderhandelingspositie. Het is dus altijd een mix van keiharde strijd en onderhandelingsvaardigheden. De FNV moet over beide 'vaardigheden' beschikken. Er bestaat geen oplossing door een keuze voor één van beiden. Zo'n valse tegenstelling is er ook als het gaat om de actuele discussie over meer strijd voor het behoud van het huidige pensioenstelsel en verlaging van de AOW-leeftijd of inzetten op stoppen van flexwerk en strijd voor vast werk. Beide actiedoelen moeten worden aangepakt. Natuurlijk is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Dat is onder de huidige maatschappelijke en politieke omstandigheden wel duidelijk. Maar de belangen van verschillende groepen tegen elkaar laten uitspelen is dodelijk.

Erger dan deze nodeloze tegenstellingen is nog dat er niet alleen maatschappelijke verhoudingen aan ten grondslag liggen, maar ook een gebrekkige ideologische grondslag. De afgelopen fusie was het zoveelste organisatorische plan dat vooral uit de PvdA-koker kwam. We weten hoe die partij in het eigen neoliberale zwaard is gevallen en nu in een vergelijkbare richtingenstrijd verwikkeld is. Maar in beide gevallen ligt aan de situatie het verraad van Wassenaar ten grondslag. Daar werd klassenstrijd ingeruild voor klassenvrede. Vanaf dat moment namen de realo's het roer over en werd samen met de werkgevers polderen de trend: sociale partners in plaats van klassenvijanden. De vakbeweging mocht vanaf dat moment ook niet meer te groot worden, om de machtsbalans in stand te houden, zo verwoordde Lodewijk de Waal de nieuwe trend later treffend. Discussie over de nadelen van het kapitalistische systeem werden gestopt. Over het systeem werd niet meer gesproken. Pragmatische kortetermijndoelen en een ANWB-aanpak namen de plaats in van een klassen-georiënteerde vakbweging.

Dan zit je gewoon gevangen en kun je er donder op zeggen dat er regelmatig paleisrevoluties plaatsvinden en richtingenstrijd de overhand heeft. Binnen het kapitalisme zijn er geen echte blijvende oplossingen te vinden. Het kapitalisme is in crisis, zelfs nu dagelijks het tegendeel wordt beweerd. Morgen is iedere tijdelijke verbetering weer voorbij! Dus kijk verder dan je huidige blikveld geneigd is te doen. Stop met meedeinen op de golven van het politieke en maatschappelijke geklots. Stop met zoeken naar valse tegenstellingen en onjuiste prioriteiten. Ga voor de kern, ga voor een socialistisch, planmatig alternatief, anders heb je morgen weer een volgende nodeloze ruzie of tegenstelling. Die komt namelijk altijd en gegarandeerd zolang je illusies hebt over verbeteringen en succesvolle strijd binnen het kapitalisme. Het systeem is verrot en levensgevaarlijk. Laat je niet meeslepen in pogingen om het systeem overeind te houden door het op te lappen. Het zal niet gaan en steeds weer voor nieuwe ruzies, splitsingen en moddergooien zorgen. De vakbeweging is geen club van olielieden, maar moet de strijd aangaan in buurten, bedrijven en parlementaire organen om de individuele, maar vooral collectieve belangen van de arbeidersklasse te dienen. Nederland mist een breed arbeidersfront dat zich inzet voor een andere - socialistische - samenleving.