Wat kan het Labour van Corbyn leren van de ineenstorting van de sociaaldemocratie elders?

Nick Wright (*)

Labour moet de organisatie worden die miljoenen werkers kan mobiliseren als ze politieke verandering wil bereiken. Maar het ziet er niet goed uit voor de Europese sociaaldemocraten. Bij verkiezingen lijden de gelijksoortige partijen de ene nederlaag na de andere. Daarmee verliezen zij hun ooit zo stevige greep op de naoorlogse regeringen.

De verkiezingsstatistieken spreken voor zich. In 2017 trok de Duitse Sociaal-Democratische Partij maar één op de vijf stemmen, een verlies van 5,2 procent. In vijf jaar tijd verloren de Franse socialisten 32,4 procent van hun stemmen, waarmee 286 parlementszetels verdwenen. Met 6,4 procent scoren ze nauwelijks hoger dan de 6 procent van de terminaal zieke Pasok in Griekenland. In Nederland verloor de PvdA 19,1 procent [en het aanzienlijke verlies van de SP bij de recente verkiezingen voor de Eerste Kamer, nvdr]. In Italië heeft de verwaarloosde werkende klasse de Partito Democratico massaal de rug toegekeerd. In Hongarije en Polen zijn de afdelingen van de Europese Socialistische Partijen op sterven na dood. Ook de Scandinavische sociaaldemocraten, de PSOE in Spanje en de Belgische partijen vechten voor hun leven, en in Portugal kunnen de socialisten slechts regeren met de voorwaardelijke steun van de communisten, de Groenen en het Bloco Esquerda.

Alleen in Engeland lijkt het tij gekeerd. Met een nieuwe linkse leider maakte Labour een achterstand van 20 procent goed en dwong de Conservatieven tot het vormen van een minderheidsregering. Jeremy Corbyns aanhoudende populariteit is een mysterie, met name voor een groot deel van de Labour-parlementariërs en voor 'centrum-links', dat het in de Europese sociaaldemocratische instituten voor het zeggen heeft. Hoe komt dat? Dat komt doordat zij zich geen politiek bestaansrecht en geen politieke doelstelling kunnen voorstellen dat zich buiten de kapitalistische consensus bevindt.

Het is niet altijd even makkelijk om aan onze kameraden op het vasteland uit te leggen hoe star het politieke systeem in het Verenigd Koninkrijk werkt: het 'first-past-the-post'-systeem, waarin in elk van de meer dan 600 afzonderlijke kiesdistricten alleen de kandidaat met de hoogste score verkozen wordt, ook al verzamelden andere kandidaten tezamen veel meer stemmen. In de praktijk leidt dit tot een situatie waarin er afwisselend geregeerd wordt door twee grote partijen, die op papier verschillende klassen vertegenwoordigen maar die in feite grote onderlinge overeenkomsten vertonen en waarin bovendien een breed scala van politieke overtuigingen helemaal niet aan bod komt.

Nu het Brexit-referendum deze twee grote partijen aan zijn uitslag heeft gebonden, ook al wil een meerderheid van de Labour- én de Conservatieve parlementariërs eigenlijk in de EU blijven, komen de beperkingen van dit politieke systeem genadeloos aan het licht. Met man en macht probeert de gevestigde orde Labour-stemmers ervan te overtuigen dat lidmaatschap van de EU en een radicaal-links programma elkaar niet uitsluiten: onlangs nog droeg de ex-vicevoorzitter van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) Corbyn voor als 'voorman' van zogenaamd stuurloze centrum-linkse partijen, met als argument dat een 'Europa-brede linkse agenda' verkieslijker zou zijn boven 'socialisme in één land'.

Hoe komt het dat de sociaaldemocratie zo noodlijdend is? De gebruikelijke verklaringen gaan ervan uit dat de crisis een noodzakelijk gevolg is - eenstrategisch effect of een cyclische uitkomst - van de interne organisatie en ontwikkeling van het kapitalisme. Nigel Lawson van de aan radicaal Labour verbonden belangengroep Compass ziet het anders: volgens hem is er sprake van een existentiële crisis, waarvan de oorzaken cultureel en structureel zijn. Gematigde sociaaldemocraten, zegt Lawson, zijn op het verkeerde been gezet door het neoliberalisme, hebben zich verloren in identiteitspolitiek en staan, in de sinds de regering Thatcher ingrijpend hervormde staatsinrichting, volledig buiten spel. Vandaar hun wanhopige zoektocht naar een nieuwe strategie.

Neem de uitlatingen van iemand als Labour-parlementariër Lisa Nandy: "In de afgelopen tien jaar is de steun voor de sociaaldemocratie in het gedrang gekomen tussen de aantrekkingskracht van nieuw links aan de ene, en die van liberalen en conservatieven aan de andere kant. Dit zie je overal in Europa: in sommige landen houden sociaaldemocraten met korte-termijnstrategieën het hoofd boven water, maar iedereen heeft natte voeten." Het uitgangspunt van deze en soortgelijke uitspraken is dat de sociaaldemocratie is ingebed in het kapitalisme en zich alleen als onderdeel van het kapitalistische project opnieuw kan uitvinden. In de woorden van Lawson: "De sociaaldemocratie gaat in beginsel uit van een gelijke verdeling van materiële goederen, dat wil zeggen: van een toereikende en eerlijke herdistributie van inkomen en vermogen: het is een strijd, binnen het kapitalisme, om een rechtvaardiger kapitalisme."

In dit kader gaat het opnieuw uitvinden van de sociaaldemocratie vooral om de zoektocht naar een vervanger voor het model Blair, dat ter ziele ging in de financiële crisis van 2008. En onvermijdelijk krijg je dan utopische en romantische visioenen voorgeschoteld van een terugkeer naar de politiek en de economie van kort na de oorlog: van Keynesiaanse wederopbouw en van het herstel van tevreden arbeidersgemeenschappen waarin onderlinge verschillen geen rol spelen, en waarin we met z'n allen harmonieus werken aan een almaar groter bnp. Of we zetten in op technologische vooruitgang en de digitale economie, in de verwachting dat die vanzelf zullen leiden tot een rationeel ingerichte samenleving. Of we gooien het over de groene boeg en vestigen onze hoop op een beperkte groei en een verminderd gebruik van fossiele brandstoffen.

Wat we niet willen zien is dat de situatie, wereldwijd en in Groot-Brittannië, echt niet meer dezelfde is als die van na de oorlog. De sociaaldemocratie kon destijds bouwen op een grote productiviteit, op stijgend arbeidsloon, op progressieve huisvestingspolitiek en gezondheidszorg en op een toenemende toegankelijkheid van het middelbaar en hoger onderwijs. Al deze factoren zijn de afgelopen decennia met een angstaanjagende snelheid tenietgedaan. De machtsverhoudingen zijn volledig en onherroepelijk doorgeslagen in de richting van het grootkapitaal.

De kapitalistische exploitatie van het arbeidsloon heeft door de opname in de arbeidsmarkt van arbeidskrachten uit de voormalige socialistische staten, door de arbeidsparticipatie van vrouwen en door de integratie van China in de wereldwijde markten een enorme vlucht kunnen nemen. Door de technologische vooruitgang en de intensivering van het arbeidsproces is daarbij de ongelijkheid tussen kapitaalintensieve, winstgevende arbeid en laagbetaalde precaire arbeid enorm toegenomen, en werd de sociale ongelijkheid binnen de werkende klasse nog verergerd door het soberheidsbeleid en de bezuinigingen op sociale voorzieningen die, onder het neoliberalisme, aan de orde van de dag zijn.

In zo'n situatie is het gewoon niet meer geloofwaardig om te denken in termen van kleine, geleidelijke hervormingen in het markt-systeem, waarbij het eigenaarschap ongemoeid blijft. De verheugende gedaanteverandering van de Labourpartij heeft dan ook alles te maken met een massaal verzet tegen het oorlogs- en soberheidsbeleid van de recente regeringen: Labours nieuwe, radicaal-linkse agenda wordt aangestuurd door oude kameraden die hun weg terug naar de partij hebben gevonden, door tal van nieuwe leden en door aangesloten vakbonden die binnen hun eigen gelederen het activisme opnieuw hebben ontdekt. Deze nieuwe kracht laat zich niet indammen door het bekende verkiezings- en campagnecircus.

Als Labour de samenleving werkelijk wil transformeren, dan is het zaak om miljoenen werkenden in beweging te krijgen. Daarbij is de vraag niet langer of een traditionele sociaaldemocratische benadering nog 'werkt': dat geloven immers zelfs de sociaaldemocraten nog maar in steeds mindere mate. De enige relevante vraag is: welke maatregelen een toekomstige Labourregering zal nemen om 'een fundamentele en onomkeerbare machtsverschuiving in het voordeel van werkenden en hun gezinnen te bewerkstelligen'.

(*) Bron: Morning Star, 28 februari 2019. Vertaling Christiaan Caspers.