KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) Inderdaad is het voldoende de algemeen bekende, onbetwistbare feiten te vergelijken, om er zich van te overtuigen hoe bedrieglijk de vooruitzichten zijn die Kautsky aan de Duitse arbeiders (en aan de arbeiders van alle landen) poogt voor te houden. Nemen wij Indië, Indo-China en China. Het is bekend dat deze drie koloniale en half-koloniale landen, met een bevolking van zes tot zevenhonderd miljoen mensen, onderworpen zijn aan de uitbuiting van het financierskapitaal van enige imperialistische mogendheden: Engeland, Frankrijk, Japan, de Verenigde Staten enz. Nemen wij aan dat alle imperialistische landen bondgenootschappen gingen sluiten, het een tegen het ander, met het doel hun bezittingen, belangen en 'invloedssferen' in de genoemd Aziatische staten te verdedigen of te vergroten. Dat zouden 'interimperialistische' of 'ultra-imperialistische' bondgenootschappen zijn. Er zijn feitelijke voorbeelden van zulk een bondgenootschap in de geschiedenis van de twintigste eeuw, bijvoorbeeld het optreden der mogelijkheden tegenover China. De vraag is nu: is het 'denkbaar' dat bij het voortbestaan van het kapitalisme (en van die voorwaarde gaat Kautsky juist uit) zulke bondgenootschappen niet van korte duur zouden zijn? Dat zij wrijvingen, conflicten en strijd in alle mogelijk vormen zouden uitsluiten? Het is voldoende de vraag duidelijk te stellen, om te zien dat men ze slechts ontkennend kan beantwoorden. Want onder het kapitalisme is geen andere grondslag denkbaar voor de verdeling van de invloedssferen, belangen, koloniën, enzovoort, dan de krachten van de deelnemers aan de verdeling, de algemeen-economische, financiële, militaire en andere kracht. Maar de krachten van de bij de deling betrokkenen wijzigen zich evenwel ongelijkmatig, want een gelijkmatige ontwikkeling van de afzonderlijke ondernemingen, trusts, takken van industrie en landen kan onder het kapitalisme niet bestaan. (...)"

Uit: Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, Lenin, januari-juli 1916.