Gedicht: Zadkine stapt op



Zadkine stapt op

Nog houdt hij zich, uit zijn evenwicht
Gebracht, getordeerd staande,
Steunend op zijn gestaalde wervelkolom.

Met een nietsontziende blik
Gaat hij onder de verborgen lading gebukt,
Het vrachtschip geloodst -stuurloos- gelost.

Dan graait hij wat aan lichaamsdelen
Nog voorhanden is bijéén
En stapt op eigen kracht van zijn voetstuk aan wal.

Zadkine denkt na

De aanblik zelf is hem mechanisch
Geworden, de overslag
Snoerde hem de riemen in zijn keel.

Onder de lossers en de sjorders,
Dacht hij, moet ik mij begeven,
Hen manen: Hijs dat wapentuig toch niet van boord!

Zij knikken, maar gebaren:
Zonder vorm van organisatie
Slechts valt ons het loon van kou ten deel.

Zadkine keert terug

Verzonken met het peinzen in zijn lijf
Zit hij als een Rodin versteend
Terneergeslagen op de kaderand.

Misschien was het de klotsende golfslag
Die hem deed opschrikken uit zijn gefrons,
Zo’n houding hem onwaardig, is hem vreemd.

Zijn wezen is het niet om zelf te kijken,
Hij is de loods van de aanschouwing,
Als standbeeld maakt hij juist de klassenstrijd mobiel.

Haarlemmerweg 177, 1051 LB, Amsterdam, tel.: 020-6825019