Gedicht: O, ik haat het alledaagsche zwoegen
Anton de Kom
O, ik haat het alledaagsche zwoegen
O, ik haat het alledaagsche zwoegen
Balen rijst dragen
Koffie plukken
Voor drie centen.
Ach, hoe haat ik het tergen
en plagen,
Vanaf zonsopgang
tot de zon ver wegzakt.
Maar wat kan ik anders doen.
Vervloek ik niet
Het spitten, ploegen
Altijd maar torsen,
Dagenlang koren dorschen
Slechts een karig hapje
werpen ze me toe.
Dacht ge, luiheid is van ons?
Ziet hoe bezweet de gezichten,
Druppels rollen
Voeten branden onder de steenen
Eelt en stroeve gewrichten
hebben wij.
En gij,
Wel verzorgd Uw teere handen
Wel gedaan
Uw gelaat.
Glimmende laarzen,
Lakensch pak
Met gevulde zak.
's Avonds Bacchanale feesten.
Ach, hoeveel hooger zijn de beesten
Met hun nog lagere geesten.