MOOIE WOORDEN: Van mondige burgers en onderbuiksprekers

Druk aan de slag met het nieuwe omgevingsweb
Door Rinze Visser – Uit Manifest 2 – 2017

‘Onze’ politici, maar zeker ook nogal wat van ‘onze’ bewakers van de democratie – de pers – en niet te vergeten, niet weinig opiniemakers, hebben de mond vol van democratie. Mooie woorden. Veel mooie woorden. Zij nemen andere landen de maat en vinden de democratie in de ‘westerse wereld’ – ook wel de ‘vrije wereld’ genoemd – de maatstaf voor de rest van de wereld. Om in hun zo geliefde markttaal te spreken: de westerse democratie is één van de belangrijkste exportproducten. Dat de uitvoer van dit belangrijke geestesproduct dikwijls ook gepaard gaat met de uitvoer van bommen en granaten, daar moet niet teveel over gezeurd worden.

Maar toch, ondanks het loftrompetgeschal staat de laatste tijd deze democratie hier te lande onder kritiek. En als we hier van democratie spreken gaat het over de volksvertegenwoordigende democratie. Als dat wat hierover de laatste tijd allemaal verkondigd wordt zo’n tien, vijftien jaar geleden in de openbaarheid was gekomen, dan was het woord ‘fascisme’ meer dan eens gevallen. Sluipenderwijs wordt er gemorreld aan wat met democratie te maken heeft en vooral met de organen waarin de stem van het volk vertegenwoordigd hoort te zijn. De grootspraak richting de ‘niet-westerse wereld’, Saoedi-Arabië en vergelijkbare staten vanwege andere belangen daargelaten, wordt er echter niet door gehinderd. Zo gaat dat als zelfingenomenheid en aangeboren of aangeleerde voortreffelijkheid het winnen van de feiten.

Wat houdt die toenemende kritiek op het huidige functioneren van de organen van volksvertegenwoordiging nu in? Sinds enige tijd hebben de smaakmakende elites het volk ontdekt. Het volk dat mort, met de onderbuik spreekt, veel van sociale media gebruikmaakt, waarnaar men, zo bekent men, eerder onvoldoende geluisterd heeft, maar dat nu serieus genomen moet worden. De kloof tussen politiek en volk, waar eerder de ‘onderbuikspreker’ schuldig aan was, wordt nu op het conto van de politiek geschreven. En, je kon erop wachten: de mensen zelf moeten in de politiek meer aan bod komen. En referenda dan? Dat liever niet meer! Want als hen de uitkomsten daarvan niet zo goed uitkomen, dan moeten er andere middelen worden aangewend om het volk meer bij de politiek te betrekken. In dit verband spreekt men al niet meer van het volk of de mensen, maar van ‘de burger’. Volk riekt naar en is verwant aan populisme. Burger komt in de buurt en is verwant aan bourgeois. Vandaar.

Dat de kloof ook aan de politieke keuzes kan liggen, dat komt niet in hun koppen op. Er zijn nieuwe vormen van democratie nodig, vindt men. Vooral democratie van onderop. ‘Code Oranje’ heet de landelijk opgezette beweging die de democratie moet vernieuwen. De gekozen naam geeft de urgentie aan en veronderstelt dat haast geboden is. Minister Plasterk is er zeer wijs mee: “De kiezer is mondiger geworden en wil zich inzetten voor de publieke zaak”. Op de vraag of dan niet alleen de hoog opgeleiden en de plaatselijke elites het voor het zeggen krijgen, heeft hij het antwoord al klaar: proteststemmers – hier wordt het gewone, eenvoudige volk bedoeld – kunnen zich inzetten in hun buurt, kinderboerderij etc. Het échte, belangrijke werk is natuurlijk voor de échte burger die ertoe doet…

Zo nu en dan klinkt er iets van door in de media. Het halveren van het aantal Tweede Kamerzetels; het afschaffen van de Eerste Kamer; een deel van de gemeenteraad bij loting aanwijzen; burgerpanels politieke beslissingen laten nemen en meer van dit soort ideetjes. Zo werd er onlangs het Noordelijk Congres Democratic Challenge in een Friese plaats gehouden. Als er niet in een provinciale krant, onderaan op pagina 25, enkele regels daarover had gestaan, had niemand van ‘het volk’ er iets van kunnen weten. Wel werden die paar regels gebruikt door te melden dat een van de sprekers zich afvroeg of er in de toekomst nog wel een taak voor de gemeenteraad is weggelegd.

In het leven vinden grote veranderingen nooit van de ene dag op de andere plaats. Niemand zal het meemaken dat bij het ontwaken blijkt dat er plotseling geen gemeenteraden meer zijn. Zoiets gaat sluipenderwijs. Zoals de afbraak van het sociale stelsel een proces is – waar we nu middenin zitten – zo zal het ook met de organen waarin het volk vertegenwoordigd hoort te zijn gaan.

De praktijk van de transities naar de gemeenten – de overheveling van sociale taken met een drastische bezuiniging – laat zien dat gemeenteraden op die veranderde wetgeving en bezuiniging-gebaseerde visies opstellen en dat kritische geluiden vanuit de gemeenteraden niet op prijs worden gesteld. Wat schrijver dezes als NCPN-raadslid ook steeds meemaakt. Zowel de besluitvormende als de controlerende functie van de gemeentelijke volksvertegenwoordiging worden steeds verder uitgehold. En het blijft niet bij het sociaal domein. Ook de ophanden zijnde invoering van nieuwe wetgeving ruimtelijke ordening – de Omgevingswet – laat al dezelfde ontwikkeling zien.

Steeds duidelijker wordt dat het de richting uitgaat van een kleine groep notabelen in gemeenten, in plaats van nu nog formeel de gemeenteraden, die het voor het zeggen zal hebben. Het gewone volk – de proteststemmers, zegt de minister – mag ook meedoen. Onderhoud van het gemeentelijke speeltuintje en van het overgebleven en nog niet wegbezuinigd openbaar groen in de buurt. Publieke zaak toch!

Het huis van Thorbecke is aan renovatie toe, zeggen de vernieuwers van de democratie. Alsof dit huis al niet meerdere keren gerenoveerd is. De invoering van het Algemeen Kiesrecht (met hoofdletters, maar alleen voor mannen); het Vrouwenkiesrecht (met hoofdletter en dan pas algemeen kiesrecht!); de Tweede Kamer uitgebreid van 100 naar 150 zetels; medezeggenschap en inspraakmogelijkheden, enzovoort. Al die renovaties gingen over uitbreiding van de burgerlijke democratie. Niet voor niets is er in het verleden veel strijd geleverd voor het kiesrecht, voor het recht ook van de werkende bevolking – proteststemmers, zegt de minister – om de gelegenheid te hebben haar eigen vertegenwoordigers in de parlementaire organen te kiezen. Als onderdeel van de strijd voor betere levensomstandigheden, van sociale strijd. Tegenwoordig lijkt er een parallelle ontwikkeling, maar dan in omgekeerde richting, aan de gang te zijn. Aantasting van de democratie in samenhang met afkalving van sociale wetgeving.

Ziet schrijver dezes nu apen en beren? De wereld is echter geen dierentuin, maar een grote mensentuin, waar de pikorde al eeuwen in zijn essentie ongewijzigd is. Zeker in dat deel van de wereld waarin wij leven. Door het socialisme was dat enige tijd bijgesteld, maar het principe bleef onveranderd. Als de uitbuiters, het hoofd van de pikorde, hun kans zien wordt die bijstelling ongedaan gemaakt. Als men een onderzoek doet onder jongeren over de toekomst van de democratie en een behoorlijk percentage vindt dat men pas mag stemmen als men in het bezit is van een certificaat burgerschap, dan zegt dat wel iets. Alleen al dat er zo’n vraag wordt voorgelegd.

Door het socialisme is de heersende klasse enigszins getemd. Het socialisme was echter (nog) niet bij machte door te stoten. Te zwak nog, vooral ideologisch. Daadkracht en denkkracht moeten het socialisme weer op zichzelf heroveren. De socialistische verworvenheden moeten nu met hand en tand verdedigd worden. Nieuwe vormen van democratie? Die zijn echt nodig! Maar niet die ‘nieuwe’ vormen die het volk – minachtend de onderbuiksprekers genoemd – onmondig maken en de elites, aangeduid met mondige burgers, de alleenheerschappij geven. Socialistische democratie, daar zal het om gaan!