Wat in de gemeenteraad niet gezegd kon worden.
Tijdens de raadsvergadering van 18 februari wilde ik, zoals in de voorafgaande commissie al was aangekondigd en afgesproken, als woordvoerder van de NCPN een aantal opmerkingen maken over en naar aanleiding van de begroting van onderwijskoepel Primus. Al in het begin werd ik meerdere keren onderbroken, vooral door CDA en FNP, waardoor ik al snel door had dat er van een redelijk betoog niets terecht kon komen. Toen ook de voorzitter – de burgemeester – er blijk van gaf dat waar ik mee bezig was hem niet aanstond, heb ik te kennen gegeven dat ik onder zulke omstandigheden over het agendapunt niet verder wenste te spreken.
Ik had nog willen zeggen dat kleine scholen op het platteland, maar ook die in grotere plaatsen, groot gevaar lopen gesloten worden. Dat er druk wordt uitgeoefend om slechts één school in een groot gebied te behouden; openbare en bijzondere scholen te lasten fuseren; dat de NCPN slechts met dat laatste mee kan gaan om daarmee het onderwijs in een dorp te kunnen behouden. Maar ook dat er een groot gevaar aan kleeft. Immers, steeds minder openbare scholen leidt tot het einde van het openbaar – door het Rijk bekostigd – onderwijs. Want levensbeschouwelijk onderwijs bestaat bij de gratie van het bestaan van openbaar onderwijs.
Er wordt serieus gedacht aan hoge ouderbijdragen, sponsoring door banken en energiebedrijven en liefdadige instellingen; aan het overnemen van onderwijstaken door oma’s en opa’s (die hebben veel levenservaring). Al in 1987 werd in met name CDA-kring hierover gediscussieerd. Primus en ook De Gearhing hebben plannen kleine scholen te sluiten. Let wel: het Rijk verstaat onder ‘kleine school’ een school met minder dan 145 leerlingen! Loopt dit niet zo’n vaart? Het kan zomaar gebeuren! De minister bepaalt het bestaansrecht van scholen; de regelgeving voor scholenfusies wordt ruimer. Echter de sfeer was door een stelletje ‘formalisten’ zodanig verziekt dat dit niet meer gezegd kon worden.
In januari stonden in grote Europese steden massa’s mensen te demonstreren voor vrijheid van meningsuiting. Uiteraard stonden de hoogwaardigheidsbekleders – de kampioenen van de vrijheid – vooraan, zoals ook de burgemeesters in Leeuwarden. “Je suis Charlie”. “Ik ben Charlie”. Vrijheid van meningsuiting is ‘het hoogste goed’. Miljoenen werknemers durven hun mening niet meer te uiten, uit angst voor ontslag. Raadsleden wordt het onmogelijk gemaakt hun mening te uiten en dat te doen wat ze de bevolking beloofd hebben. Zo heb ik dan nu wel mijn mening naar voren gebracht.
Rinze Visser